Kunstkaart
Meer dan dertigduizend jaar geleden waren in Nederland nog geen mensen, maar wel op veel plaatsen in Europa wilde konijnen. Daarna brak er een hele lange, barre, koude periode aan: de ijstijd. Wilde konijnen stierven. Ondanks de zware tijden was al snel duidelijk dat de hazensoort een sterk ras is. Dieren die weten te overleven. Beesten die zich snel vermenigvuldigen. Sommige konijnen zochten minder koude gebieden op en overleefden.
Het klimaat werd zachter. Toen kwamen er mensen. De mensen gingen op de konijnen jagen. Aten ze op. Het jagen kostte te veel tijd. Voedsel moest makkelijker bij de hand zijn, dus gingen de mensen konijnen fokken. Meer. Steeds meer. En sommige ontsnapten. Zij breidden zich zo snel uit, dat er sprake was van een konijnenplaag. Vanaf dat moment werd de mens de vijand van het konijn en bedacht een konijnenziekte: de zwarte troepen.
De zwarte troepen zijn bewapend. Vluchten of vallen aan. Nauwelijks nog als konijn te herkennen. Weggevreten door het zwarte teer. Weten dat ze zullen sterven. Bereid hun leven te geven. Bereid leven te geven, te paren.
Naast de vechters het konijn dat tegen alles is bestand. Doorzichtig. Niet van vlees. Dit konijn drukt de overwinning uit op alle ‘vleselijkheid’. Weerloosheid.
Dit alles speelt zich af op een speelveld: 66 gemarkeerde tegels. Wie is aan zet?